HET NOG NOOIT VERTELDE VERHAAL VAN WES STUDI
Toen Wes Studi doorbrak in Dances with Wolves en The last of the Mohicans werd hij gecast als de grote schurk. Voor veel mensen in de indiaanse gemeenschap was hij een held die al tientallen jaren hun oprechte woede vertolkte. Tommy Orange vertelt het verhaal van een icoon die over het hoofd werd gezien maar wel voor altijd de wijze waarop Indianen vertolkt werden op het witte doek veranderde.
Wij gingen met de hele familie naar de bioscoop om de film Dances with Wolves te zien. Ik geloof niet dat wij ooit met z’n allen naar de film geweest waren. Indianen die Indianen spelen in een film die wordt gedraaid in de bioscoop? Het was een hele happening. Dit was in 1990. Ik was acht jaar oud. Ik had in mijn leven nog nooit zoiets meegemaakt. We waren gewend aan Italiaanse Amerikanen die gillende Indianen vertolkten in spaghettiwesterns. Verder had ik nog nooit Native People op het witte doek gezien. Mijn vader, een Cheyenne uit Oklahoma die was afgestudeerd in Native American Studies op Berkeley (universiteit in Californië: red.) noemde het een geromantiseerde Indianen film met een blanke man als held. Ik was tegen die tijd echter hongerig naar het zien van Indiaanse acteurs. Je kunt je niet voorstellen hoe het is om, terwijl we in de film al bijna niet vertegenwoordigd zijn, verkeerd te worden vertolkt als we wél vertegenwoordigd werden. Dus wat maakt het uit als wij in Dances With Wolves de achtergrond vormden voor de mythologie van de bebaarde-aardige-jongen-blanke-held uit de dominante cultuur? We waren er tenminste bij, leefden en ademden op het scherm, lachten zelfs, maakten zelfs grappen ten koste van Kevin Costner, en lieten zien hoe we elkaar plagen zoals we graag doen. Maak ons schurken, prima, maar maak ons de stoerste Pawnee die iemand ooit heeft gezien. Laat Wes Studi die rol spelen.
De eerste inheemse persoon die in de film verschijnt – na ongeveer 30 minuten in wat tot dan toe een slaperig verhaal over de burgeroorlog leek – wordt getoond terwijl hij met zijn mede Pawnee debatteert over het al dan niet aanvallen van een blanke man die in de verte een kampvuur heeft gemaakt. “Ik ga liever dood dan ruzie te maken over een enkel rookkolommetje op mijn eigen land”, verkondigt hij. De manier waarop hij ‘mijn eigen land’ zei, de manier waarop zijn gezicht een soort moeiteloze wreedheid uitstraalde, maakte me bang en tegelijk trots. Toen ik hem die kerel zag doden die hen smeekte zijn muilezels geen pijn te doen; een van de andere Pawnee at op wat op het kampvuur lag, – dat deed echt iets met me. Ik voelde me veranderd toen ik het theater verliet. En een paar jaar later, toen Wes Magua speelde, de wraakzuchtige Huron-krijger in The Last of the Mohicans, ontdekte ik dat ik die schurk geweldig vond. Als ik slechts twee opties had voor wat betreft de inheemse weergave in film- als de schurk of als tegenstander van de Indianen – zou ik elke keer de slechterik kiezen.
Maar Wes ziet zichzelf niet als iemand die ooit een slechterik heeft gespeeld. “Ik speel die jongens omdat ze weten dat ze het juiste doen”, vertelt hij me op een middag via Zoom. “Het zijn geen schurken. Ze doen wat ze moeten doen om ofwel hun leven te behouden ofwel hun eigen belangen te behartigen. Dat is denk ik niet meer dan menselijk.” En dit was het punt. Wes Studi gaf ons een mens in elk van zijn rollen, liet ons achter de karikatuur kijken en brak door met het spelen van personages die niet specifiek als Native Americans waren gecast. Hij verbeeldde wat inheemse mensen heel graag wilden zien en waar hij anderen van wilde laten getuigen: wij zijn hier en wij zijn mensen.
In de loop van de tijd is hij de grootste ster geworden die we ooit hebben gehad in de inheemse acteerwereld, maar hij heeft nooit echt een sterrenstatus bereikt. Voor de meeste mensen is hij gewoon angstaanjagend . “Dat is iets dat we nog niet hebben bereikt”, zegt Wes. “Een duurzaam onderdeel van de showbizz worden” Jarenlang droomde hij van een volledig inheemse film – een inheemse regisseur, producent, schrijver en cast. Maar eerst, benadrukt hij, “hebben we wat sterren nodig. Om een volledige Native-cast-film of -serie te maken, zijn mannen en vrouwen nodig, en herkenbare mensen die bezoekers op de theaterstoelen krijgen.” Wes werkt al lang genoeg in de branche om te weten met welke worstelingen we te maken hebben gehad in onze strijd om vertegenwoordiging. Maar als je zijn verhaal hoort, weet je waar we vandaan komen, ondanks de tegenslagen die inheemse mensen tegenkomen als ze er zelfs maar van dromen om op het scherm te komen. En dat is een verhaal dat me met hoop vervult.
Het eerste dat moet worden vermeld, is zijn gezicht. “Hij heeft een van de meest in het oog springende gezichten in de bioscoop”, zegt regisseur Scott Cooper, die Wes castte in zijn film uit 2017, Hostiles. “Het is een wegenkaart van een man die heeft geleefd, die dingen heeft gezien. Die doordringende blik van hem houdt de lens vast zoals niemand anders, behalve Denzel Washington.” (de tweede zwarte acteur ooit die de Oscar voor beste acteur in een hoofdrol kreeg – Training Day. Waarna nog 45 andere filmprijzen)
Het is waar: Wes’ gezicht springt erg in het oog. De doordringende blik, de rafelige jukbeenderen, de diepliggende lachrimpels die zich vanuit zijn ogen uitspreiden en uit zijn mondhoeken naar beneden vallen. Dan lacht hij echt en opent zijn hele gezicht, en even moet ik aan mijn vader denken. Hoe ze allebei deze echte strenge uitdrukking hebben, die niet echt zo streng is, gewoon een soort van wachten op wanneer de volgende grap zou kunnen landen.
“Ik heb altijd al in films willen spelen. Het gaat niet om mij. Ik wil werken.”
Wes praat met me vanuit zijn huis buiten Santa Fé, in een gebied dat Arroyo Hondo heet. Hij is een beetje gefrustreerd door de video-chat-technologie, maar zodra zijn vrouw, Maura, helpt om de verbinding aan de praat te krijgen, wordt zijn blik rustig, nieuwsgierig. Hij draagt een blauw Nike-windjack en zit in een overduidelijk New Mexico-interieur, met een gitaar aan de adobe muur. Er staat een Fender-versterker aan zijn zijde – hij speelt basgitaar in een band genaamd Firecat of Discord, genoemd naar een Oneida-figuur die in tijden van chaos verschijnt om een gevoel van rust te herstellen.
De afgelopen 25 jaar hebben hij en zijn vrouw hier een rustig leven geleid. De meeste ochtenden laat hij eerst zijn hond uit, een blauwe heeler (Australische herdershond) die ‘als een kanonskogel het huis uit schiet’. Dan zet hij water op voor koffie en gaat naar buiten om zijn paard Chloe, te voeren. Wes heeft het grootste deel van zijn leven in de buurt van paarden doorgebracht. Hij rijdt graag over de paden die grenzen aan zijn landerijen.
Paardrijden is hoe hij in vorm blijft voor de ‘leathers and feathers,’ (cowboys en indianen: red.) zoals hij Westerns noemt. En die rollen, in meer dan 100 films, zijn vooral waar hij de afgelopen jaren voor is blijven werken tot het moment dat hij stilaan een acteerlegende werd. “Ik heb altijd al een werkende acteur willen zijn”, zegt hij. Zijn stem is diep, met een warme rasp. “Ik heb altijd al in films willen spelen. Het gaat niet om mij. Ik wil werken.”
Wes heeft voornamelijk stoïcijnse, historische Native Americans gespeeld. Het titelpersonage in Geronimo-an American Legend, een sceptische Powhatan-chief in Terrence Malick’s The New World, een stervende Cheyenne-leider in Hostiles. Maar hij heeft niet alleen Native Americans gespeeld. Ook andere rollen zijn hem aangeboden: hij is de wapenhandelaar Viktor Sagat in Street Fighter, een politiedetective in Heat, een Na’vi-hoofdman in Avatar. “Hij is een unicum, voor zover het inheemse acteurs betreft, in die zin dat voortdurend werk heeft”, zegt Sydney Freeland, een inheemse filmmaker. “Je hebt al deze getalenteerde mensen, maar ze worden getypecast”, vervolgt ze. “Ze werken alleen als er Westerns uitkomen. Oh, we gaan een verhaal vertellen over de spoorlijn die door de Verenigde Staten gaat – trommel maar wat Indianen op. Wat Wes onderscheidt, is dat hij een uitzonderlijke acteur is. Ja, hij kan die rollen spelen, maar hij kan ook detective zijn in een Michael Mann-film.”
Maar Wes heeft niet altijd serieuze rollen gespeeld. Zelfs als hij een komische rol speelt, is het droog – hij is een soort Indiaanse heteroman, die grappig is omdat hij zo serieus is, zoals in A Million Ways to Die in the West, wanneer hij tegen Seth MacFarlane zegt nadat die een hele kom Indiaanse medicinale drank heeft gedronken: “Je gaat helemaal in paniek raken en waarschijnlijk sterven.” Hij zegt het allemaal heel ironisch, maar met een uitgestreken gezicht, zonder een spoor van een glimlach.
Sterlin Harjo, een regisseur die onlangs Wes castte als een excentrieke oom in Reservation Dogs, een FX-komedieserie over inheemse tieners die misdaden begaan in een reservaat in Oklahoma, zegt dat Studi in zijn meest intense rollen een groot scala aan emoties kan overbrengen. “Voor het grootste deel van de wereld zal hij altijd Magua zijn”, zegt hij. “Maar Wes is echt een grappige kerel. Zijn humor is niets dat mensen van hem verwachten.” Cooper benadrukt eveneens de veelzijdigheid van Studi: “Hij kan minachting en ongeduld en tegenzin en waardigheid spelen, vaak allemaal tegelijk. Er is een diepe menselijkheid die van hem afstraalt, en dat komt door zijn levenservaring buiten de bioscoop.”
Als kind in de jaren vijftig overwoog Wes niet eens om acteur te worden. Hij groeide op buiten de stad Tahlequah, Oklahoma, in een gebied aan de voet van de Ozarks genaamd Nofire Hollow. TV en elektriciteit waren er niet. “We verwonderden er ons gewoon over”, zegt hij. Zijn moeder, een huishoudster, was 17 toen hij werd geboren. Zijn stiefvader, een boerenknecht, werd al snel tijdens de Koreaanse oorlog naar Duitsland gestuurd. Toen Wes vijf was, werd hij naar school gestuurd in Muskogee, 50 kilometer ten zuidwesten van Tahlequah, waar hij zo vloeiend Engels leerde spreken dat hij het Cherokee opnieuw moest leren toen hij in de zomer naar huis terugkeerde. “Daar stond ik, in het huis van mijn grootmoeder,” herinnert hij zich, “en mijn grootmoeder keek me aan nadat ik iets in het Engels had gezegd en zei: O nee, dat spreken we hier niet. Niet in mijn huis.”
Na Wes’ eerste jaar op school verhuisde het gezin naar de buitenwijken van Avant, Oklahoma, waar ze op een afgelegen ranch werkten en grotendeels geïsoleerd leefden, aangezien er maar weinig Indianen in het gebied waren. “Daar raakte ik gewend aan het idee om de enige bruine man in de stad te zijn, waar dan ook”, zegt hij. Zijn dromen waren in die tijd beperkt. Niets anders dan een goede maaltijd krijgen en een paard hebben om op te rijden. Dat veranderde op de middelbare school, toen Wes naar een inheemse kostschool ging. “Ik was gewoon stomverbaasd over het aantal verschillende soorten Indianen dat ik zag”, herinnert hij zich. “Het was een groot cultureel ontwaken.”
Toen hij 17 was, trad hij toe tot de Nationale Garde en in 1968 werd hij opgeroepen om in Vietnam te dienen. Hij zag veel actie. “We liepen soms in een hinderlaag, herinnert hij zich “en op het moment dat dan de vuurgevechten begonnen brak de hel los.” Eens werd een maat uit zijn peloton op een rivierboot verbrand door een raket. “Het enige dat van hem over was, was een laars”, zegt hij. Soms was het eigen vuur het ergst; hij herinnert zich nog artillerie van een Amerikaanse zeppelin dat ‘als regendruppels naar beneden kwam’. Af en toe put hij uit die herinneringen voor zijn rollen, maar meestal probeert hij het te vergeten. “Het is afschuwelijk om dode lichamen te zien rondslingeren, drijvend in rivieren”, zegt hij. “De onmenselijkheid van oorlogvoering is iets waarvan ik blij ben dat ik het heb gezien, maar dat ik nooit weer wil zien.”
Tegen de tijd dat hij thuiskwam, was de oorlog behoorlijk impopulair geworden. “De mensen wilden niets horen over wat daar gebeurde”, zegt hij. Na zijn terugkeer in Oklahoma werd hij een vredesactivist en begon te demonstreren voor inheemse rechten. Hij sloot zich aan bij de American Indian Movement, een inheemse organisatie die werd opgericht als reactie op de armoede en het politiegeweld waarmee veel Indianen te maken hadden, en in 1973 voegde hij zich bij honderden andere activisten, geleid door de toekomstige Last of the Mohicans collega’s Russell Means en Dennis Banks, bij het Pine Ridge-reservaat in South Dakota. Daar bezetten ze gedurende 71 spannende dagen het plaatsje Wounded Knee, de plek van een berucht bloedbad in 1890, met meer dan 300 Lakota die gedood werden door het Amerikaanse leger. Wes moest met een vrachtwagen vol voorraden langs achterafwegen het kampement in rijden. Hij werd onderschept door federale agenten en in de gevangenis gegooid, maar het bleek dat hij slechts een lokvogel was. Ondertussen leverde een andere vrachtwagen de voorraden daadwerkelijk af.
Zelfs nu, bijna een halve eeuw later, wordt Wes enthousiast als hij vertelt over die periode van activisme. “Het is alsof we alleen opgemerkt worden als we op rooftocht geweest zijn of zoiets, toch?” hij zegt. “Ik denk dat het te maken heeft met ons verleden. Je moet je afvragen, moeten wij als Indianen altijd iets bewijzen of ergens tegen vechten? Je weet wel, een groot tumult veroorzaken over iets om opgemerkt te worden?”
In de jaren die volgden op de bezetting van Wounded Knee, zwierf hij rond. Hij verhuisde naar Tulsa, waar hij paarden trainde en hielp om een krant in de Cherokee taal nieuw leven in te blazen. Begin jaren tachtig nodigde een oude familievriend uit de zweethut kring van zijn vader hem uit voor een optreden in een Amerikaans Indiaans theater, waar hij ontdekte dat hij het leuk vond om te acteren. Zijn eerste betaalde optreden was in een toneelbewerking van het boek Black Elk Speaks, over het leven van de bekende medicijnman van de Oglala Lakota, met de hoofdrol gespeeld door niemand minder dan David Carradine, een blanke acteur die, naast het spelen van een half Chinese karakter in Kung Fu, blijkbaar ook voor Native zou kunnen doorgaan. Zoals Wes het zegt: “Ze wilden een ster en ze namen hem.”
“Wij Natives hebben een soort haat-liefdeverhouding met Westerns…. Ze zijn een manier voor mensen met een inheems uiterlijk om in de business te gaan werken. Het was ook voor mij de enige manier om binnen te komen.”
Wes verlangde al snel naar grotere rollen en realiseerde zich dat hij het niet zou gaan redden in Tulsa, Oklahoma. “Anders speel ik de rest van mijn leven in een dorpstheater.” Hij werkte in een bingozaal toen hij zijn beslissing nam: op een avond kondigde hij het publiek aan dat hij naar L.A. zou gaan om te zien of hij het als acteur zou kunnen maken. Hij was in de veertig, had weinig geld en geen auto. Hij reed met de bus naar audities en sliep op de bank bij een vriend. Maar zijn timing was goed. Een paar jaar eerder waren twee van Hollywoods meest vooraanstaande inheemse acteurs – Will Sampson, bekend van One Flew Over the Cuckoo’s Nest, en Jay Silverheels, van de originele Lone Ranger – een organisatie begonnen genaamd de American Indian ‘Registry for the Performing Arts’ om Indiaanse acteurs te helpen een agent te vinden. Al snel kreeg Wes een vertegenwoordiger en een rol in Powwow Highway, een ‘roadcomedy’ over het leven in een Cheyenne-reservaat. Een jaar later werd hij de ‘Toughest Pawnee’ in Dances With Wolves.
De film zou zeven Academy Awards winnen, een brutowinst van meer dan $ 400 miljoen opleveren, en het Western genre transformeren door zijn sympathieke portret van inheemse Amerikanen. Maar ten tijde van de première had Wes het financieel moeilijk. “Op dat moment had ik al mijn inkomsten van de film uitgegeven, dus werkte ik in een Indiaanse winkel en verkocht turkoois en zilver.” Dit was in Reseda, een wijk in LA, in een winkel genaamd de Red Tipi, aan de overkant van een bioscoop. “In het begin waren er niet zoveel mensen die die film gingen zien”, zegt hij. “De film kreeg een kritische pers.” Maar binnen een paar weken begon zich een rij te vormen en Wes merkte al snel dat hij bioscoopbezoekers moest troosten bij wie voor het eerst de ogen geopend werden voor de misdaden van de Amerikaanse regering tegen inheemse volkeren. Wes; “We hadden vooral te maken met schuldgevoelens en allerlei emoties die mensen kunnen hebben. Niet in de laatste plaats wilden ze langskomen om sorry te zeggen.”
Er was iets zó perfects aan deze scène, dit moment in zijn leven. Ik bedoel, het was grappig, met dat neon tipi-bord en die mogelijk betraande blanke mensen die de winkel binnenkwamen om iets te kopen van een echte Indiaan in een Indiaanse winkel. Maar het voelde ook zoals zo vaak in het leven van elke inheemse Amerikaanse artiest of acteur. Het leek erop dat de mensen die onze carrières mogelijk wilden maken door onze kunst te kopen, dit misschien deden om andere redenen dan oprechte eerbied voor ons werk – misschien uit medelijden, of schuld, of omdat ze iets hebben geleerd. Omdat ze anders zijn gaan denken over inheemse mensen.. “We hebben goede verkopen gedaan toen die film daar draaide en de film draaide daar lange tijd,” zegt hij met een glimlach.
Het succes van Dances With Wolves creëerde nieuwe mogelijkheden voor inheemse acteurs, en in de jaren die volgden kreeg Wes de rollen van Magua, de Indiaanse schurk in The Last of the Mohicans van Michael Mann en de hoofdrol in Geronimo: An American Legend. In sommige opzichten was het voor hem vanzelfsprekend om de Apache-leider te spelen die krijgsgevangene werd. “Jij en ik zijn Indianen,” zegt Wes tegen me. “We weten hoe het voelt om buitenstaanders te zijn, om geen deel uit te maken van deze samenleving. Ik speel een man die vroeger als een terrorist werd beschouwd. Hij heeft een levensstijl die hij probeert te verdedigen, en hij heeft een cultuur waar hij deel van uitmaakt en die hij niet wil opgeven.”
Nadat Wes The Last of the Mohicans had opgenomen, trouwde hij met Maura Dhu, een jazzzangeres die hij in L.A. had ontmoet, en ze verhuisden naar Santa Fé om hun aanstaande zoon groot te brengen. Rond deze tijd hoorde Wes dat Michael Mann een film regisseerde met in de hoofdrollen Robert De Niro en Al Pacino, en op een dag belde hij de regisseur. Toen hij Mann aan de telefoon kreeg, zei Wes: “Ik hoorde dat je een film maakt met Pacino, De Niro en Wes Studi.” Mann lachte. Maar Wes kreeg een paar weken later een telefoontje en kreeg een rol aangeboden in Heat als rechercheur bij de politie. Geen Native rol maar die van een agent die achter bankovervallers aangaat en die uiteindelijk Val Kilmer mag neerschieten. “Het was een erkenning dat ik niet alleen een Indiaanse acteur was, maar dat ik een acteur was meer kon dan Native spelen.”
Toch waren het native-specifieke rollen, met name in Westerns, die de ruggengraat van zijn carrière bleven vormen. “Wij Natives hebben een soort haat-liefdeverhouding met Westerns”, zegt hij, terwijl hij tegelijkertijd erkent dat ze een manier zijn voor mensen met een Indiaans gezicht om in het bedrijf te stappen. “Het was de enige manier waarop ik binnenkwam.”
Het genre moet nog steeds meer veranderingen ondergaan, maar Westerns evolueren langzaam naar een meer menselijke weergave van inheemse mensen. Die verschuiving is duidelijk te zien in Hostiles, de film van Scott Cooper uit 2017, waarin Wes Yellow Hawk speelt, de stervende Cheyenne-chief die wordt teruggeleid naar zijn reservaat door een kapitein van het Amerikaanse leger, die binnenkort met pensioen gaat, gespeeld door Christian Bale. Hij speelde tegenover een van de grote Method-acteurs, maar voor deze rol, en vele anderen, onderging Wes zijn eigen dramatische transformatie. Om Yellow Hawk te spelen, leerde hij basis Cheyenne, net zoals hij taallessen heeft gehad in meer dan en dozijn andere inheemse talen voor zijn rollen. Hij geeft toe dat hij het soms niet echt weet. “Het heeft meer te maken met het zo goed mogelijk gebruiken van de taal als je er echt helemaal niets van af weet”, zegt hij. “Het enige wat je kunt doen, is vertrouwen op degene die je lesgeeft. Welke lettergreep moet ik gebruiken om dit woord authentiek te laten overkomen?”
Toen ik Hostiles voor het eerst zag, was ik zo trots dat Wes alleen in Cheyenne sprak voor de rol. Ik ben niet opgegroeid met Cheyenne, hoewel mijn vader een van de laatste nog levende sprekers is van een specifiek Zuid-Cheyenne dialect. Toen ik met Wes sprak, realiseerde ik me dat hij was opgeleid door een man uit Lame Deer, Montana, waar sommige inheemse mensen Cheyenne spreken die dicht in de buurt komt van wat mijn vader spreekt. Tijdens de pandemie begon ik de taal met mijn familie te leren, en toen ik onlangs Hostiles opnieuw bekeek, luisterde ik naar bekende woorden of zinnen. Dat was niet veel. Ik ben geen goede leerling van het Cheyenne. Maar tussen wat ik onlangs heb geleerd en wat ik van mijn vader heb gehoord toen ik opgroeide, kwamen Wes’ regels me bekend voor, en dat was een goed gevoel.
Ik had eerder de kans om Wes Studi te ontmoeten, in oktober 2019. Hij was onder de indruk van mijn roman There There en zijn agent nam contact met me op en nodigde me namens Wes uit voor de Governors Awards, waar hij een ere-Oscar voor zijn gehele oeuvre zou ontvangen. Ik zal er altijd spijt van hebben dat ik niet ben gegaan. Ik was op dat moment overspannen. Ik promootte mijn boek en had tegen te veel dingen ja gezegd. Het klonk toen niet zo wanhopig als nu terwijl ik het hier schrijf. Hoe dan ook, ik had moeten gaan. Het moment was historisch. Later heb ik de ceremonie op YouTube bekeken. Joy Harjo, de Native dichteres die veel prijzen heeft gewonnen stelt Wes voor en Christian Bale reikt de prijs uit. Als Wes het podium betreedt, Oscar in de hand, bedankt hij Bale en zegt dan simpelweg: “Het werd tijd.” Waarop een gulle lach volgt en een groot applaus van het publiek. En hij heeft gelijk.
Inheemse Amerikanen waren zo ongeveer de eerste mensen die werden gefilmd. Drie dansende Sioux waren het onderwerp van een korte film uit 1894 die werd opgenomen in een van de studio’s van Thomas Edison. En we maken al meer dan honderd jaar deel uit van deze industrie. Het wórdt tijd. Maar we zitten ook vast in een bepaalde periode. Verbannen naar het verleden. Amerika drukte op de pauzeknop en probeerde uit te vinden wat inheemse mensen voor hen betekenden nadat James Fenimore Cooper The Last of the Mohicans schreef. Het land gaf er de voorkeur aan dat zijn ‘inboorlingen’ verdwenen waren. De enige goede Indianen waren de dode Indianen. Ons nobele, verdwijnende ras. Dit is voor ons bekend terrein. Er is ons onrecht aangedaan. Ons verhaal is niet verteld. Maar de waarheid is dat inheemse mensen toch echt deel uitmaken van het verhaal van Amerika. We waren hier voor het ontstaan van de natie, werden toen de vijand, en vanaf dat moment was het alleen maar logisch dat we verder leefden in Westerns, als schurken, of als dromerige medicijnmensen die bovennatuurlijk verbonden waren met het land.
Wes schitterde in films die niets te maken hebben met indiaans erfgoed. Dat is wat we allemaal willen: om een rol te mogen spelen zonder dat we onze indiaanse identiteit moeten bewijzen. We willen erkend worden als Amerikaanse burgers. Zonder dat iemand zich afvraagt of we echte Indianen zijn. Dat we worden gewaardeerd om wie we zijn.
Natuurlijk zijn er culturele verschillen die altijd zullen blijven bestaan. Wes zegt dat in de jaren ’80 een blanke verslaggever hem eens vroeg: “Wat maakt jou zo anders dan wij?” Destijds zei hij dat hij het niet wist, maar sindsdien heeft hij er veel over nagedacht. “Wat echt het verschil maakt tussen ons en de Amerikaanse samenleving, is dat we vasthouden aan onze voorouders. We hoeven ons niet te schamen voor wat ze voor ons hebben gedaan. We zouden hier niet zijn als ze niet deden wat ze voor ons deden. We zouden niet bestaan als ze de verdragen niet hadden gesloten.” Het valt me op dat wat Wes zegt niet alleen betrekking heeft op de inheemse cultuur, maar ook op het maken van inheemse films. Toen hij die Oscar accepteerde, ging hij deel uitmaken wat Jay Silverheels* en Will Sampson** hadden bereikt. En er doemden nieuwe horizonnen op. Nu kun je je het nog moeilijk voorstellen maar ooit zal de inheemse gemeenschap een ‘standbeeld’ verdienen.
Begin mei ging Wes naar Oklahoma om zijn rol in Reservation Dogs op te nemen en om moederdag met zijn moeder door te brengen. “Ook al is ze in de negentig, is ze nog steeds behoorlijk vief”, zegt hij. Als kind hielp hij haar met Engels, maar tegenwoordig spreken ze vooral Cherokee. Ze heeft al jaren een grote poster van hem als Geronimo aan de muur van haar woonkamer hangen. “Wanneer ga je dat ding weghalen?” vraagt Wes iedere keer als hij op bezoek komt. Als hij het verhaal vertelt, valt me op hoe absurd dat is. “De beroemdste Indiaan speelt de beroemdste Indiaan,” zeg ik tegen hem. Hij lacht.
Hij ging terug om zijn moeder weer te zien tijdens Memorial Day-weekend, en naar Pawhuska, de zetel van Osage County, om de Indiaanse estafette races te zien, een oude inheemse sport waarbij ruiters zonder zadel op paarden racen, drie verschillende ronden op drie verschillende paarden. Slechts een paar kilometer verderop is de plek waar Martin Scorsese onlangs Killers of the Flower Moon filmde, zijn bewerking van het boek van David Grann over de moorden op Oklahoma’s Osage-Indianen in de jaren 1920, toen de olie die op hun reservaat werd ontdekt hen rijk maakte. Ik vraag Wes of hij is gevraagd voor de film. “Ze hebben vaak gevraagd of ik beschikbaar was terwijl ze het script opnieuw schreven,” zegt hij, “maar toen ze eindelijk begonnen te casten, stopten de telefoontjes.”
Wes wijst erop dat in de cast Tatanka Means, de zoon van zijn oude Last of the Mohicans-collega Russell Means, meespeelt en hij wordt blij als hij ziet dat meer Native Americans gecast worden. Wat de industrie als geheel betreft, benadrukt hij dat er zoveel meer indianen betrokken zijn bij het maken van films dan toen hij begon. “En nu kunnen ze oorspronkelijke scripts schrijven vanuit hun eigen denkkader.”
Sydney Freeland, die samen met Sterlin Harjo aan Reservation Dogs werkte en meerdere afleveringen regisseerde van Peacock’s Rutherford Falls, een komedie over een stad in de staat New York met een grote inheemse gemeenschap, geeft Wes de credits voor een deel van die verschuiving. “Hij heeft de basis gelegd voor veel van de dingen die mensen nu doen”, zegt ze. Er komen veel rollen aan, maar het zijn eigentijdse rollen. Het zijn geen historische films. Het is niet ‘We gaan een Hollywood-Western maken met cowboys en Indianen’. Dat is grotendeels te danken aan wat Wes voor ons heeft gedaan.” Freeland beschreef een moment op de set van Reservation Dogs toen ze achterom keek en al deze bekende Native-gezichten zag. “Dit zijn mensen bij wie ik op de bank heb geslapen. Een inheemse top cast en crew.” Het was waar Wes van had gedroomd sinds hij voor het eerst Los Angeles binnenliep, meer dan 30 jaar geleden.
Ik heb dit jaar veel nagedacht over waar indiaanse acteurs nu staan. De tv-rechten voor de bewerking van mijn roman werden door HBO ingetrokken en ik had het gevoel dat dit kwam omdat er geen sterren waren om te casten, te weinig bekende gezichten om de film te verkopen. Dit was natuurlijk fout, want toen kwam Rutherford Falls, de eerste echte Native TV-serie in dit land, met een grotendeels Native cast en Native schrijvers, en Reservation Dogs is onderweg.
Maar het was vooral verkeerd, omdat we nog steeds Wes Studi hebben, ons boegbeeld, die met zijn genialiteit het pad voor ons baant. Ik werd onlangs gevraagd om een korte film te schrijven voor een productiebedrijf uit Oakland. Ik had nog nooit een scenario geschreven, maar ik begon wel een script te bedenken, speciaal geschreven voor Wes Studi. Iets dat al zijn talenten zou laten zien, als een charmeur, een humorist, een spreker van verschillende talen. Hij zal een oudere inheemse man zijn die door het Amerikaanse landschap reist en onderweg AA (anonieme alcoholisten) bijeenkomsten bezoekt. Hij zal een dichter zijn die zijn eerste boek publiceerde toen hij in de 70 was, na een leven van verslaving. Hij zal banken beroven met handgeschreven briefjes. Zijn tweelingbroer zal onlangs zijn overleden en het boek zal aan het einde van zijn reis uitkomen. Zoiets. Ik ben waarschijnlijk niet degene die dit moet doen. Maar iemand anders zou dat wel moeten oppakken. Schrijf het met Wes in gedachten. Met alles wat hij kan, en met alles wat het zou kunnen betekenen om hem te laten schitteren in een film die iedereen gaat bekijken. Nou, natuurlijk niet iedereen. Net genoeg publiek, dat is alles waar we ooit om hebben gevraagd.
Tommy Orange is de auteur van de roman ‘There There’, een finalist voor de Pulitzer Prize. Dit is zijn eerste artikel voor GQ. (GQ magazine is een Amerikaans internationaal maandelijks mannenblad, gevestigd in New York City en opgericht in 1931)
Een versie van dit verhaal verscheen oorspronkelijk in het augustus 2021 nummer met de titel “Wes Studi’s Untold Stories”.
*Jay Silverheels was een inheemse Canadese acteur en atleet. Hij stond bekend om zijn rol als Tonto, de Indiaanse metgezel van de Lone Ranger in de televisieserie The Lone Ranger
**Will Sampson was een Amerikaans acteur en kunstenaar. Sampson was een indiaan van de Creekstam. Hij werd het meest bekend als “Chief Bromden” in de film One Flew Over the Cuckoo’s Nest.
(Vertaald door Madou Bruins)